In 2050 volledig energieneutraal; er wordt vanuit overheidswege strak op gestuurd om dat te bereiken. Er zijn forse veranderingen nodig: er zal meer energie bespaard moeten worden en meer elektriciteit geproduceerd uit CO2-vrije bronnen in plaats van fossiele brandstoffen. Beide ontwikkelingen zullen de vraag naar isolatie alleen maar vergroten. Daarbij zal er ook steeds kritischer gekeken gaan worden naar de kwaliteit van isolatie.
Dikker isoleren, afsluiters en flenzen ook isoleren en wat te doen met geperforeerde beplating als persoonlijke bescherming; er is een toenemende aandacht om kritisch naar besparingsmogelijkheden te kijken. En er zijn inhaalslagen te maken: hoe om te gaan met een leidingontwerp dat dikker isoleren niet toestaat bijvoorbeeld, of economische isolatiediktes uit specificaties die nog geënt zijn op gas- en materiaalprijzen van jaren terug? Corrosion Under Insulation… er wordt sinds jaar en dag veel over gesproken over deze onzichtbare “lekkage” van energie bij natte isolatie; hoe maak je hierin een significante kwaliteitsslag? In het verleden sprak men veel over “niet isoleren is de beste oplossing ter voorkoming van corrosie onder isolatie” … dit gaat vandaag de dag niet meer op wil men energieneutraal worden. Het is al een uitdaging bij warmte isolatie, waar de meeste ervaring voorhanden is, maar hoe pakken we het aan bij koude isolatie, waar veel minder specialisten zich mee bezig houden? Terwijl de vraag naar koude isolatie alleen maar zal toenemen als olieproducten vervangen worden door vloeibare gassen…
Er zijn nog veel vragen te stellen. CINI inspecteur Dries Van den Bergh, vanuit zijn bedrijf Eco Services BV voornamelijk werkzaam in de koude / cryogene isolatie, laat zijn licht schijnen over de uitdagingen waar we voor staan.
“Olieproducten worden vervangen door (vloeibare) gassen, die gezien worden als groene(re) energie. Dat betekent ook een sterke toename van koude isolatie toepassingen tegenover warmte-isolatie. Wie gaat al die isolatie op zich nemen? Een urgente vraag als je je bedenkt dat op dit moment slechts 10-15% van het isolatiepakket uit koude isolatie bestaat,” Dries voorziet knelpunten en nodigt uit om het gesprek hierover aan te gaan.
Kritische condens- en/of ijsvorming
“Er is veel energie te besparen met isolatie. Bij het chemische bedrijf waar ik werk is dat gevoel van urgentie al jaren voelbaar: met de strenge standaarden die opgezet zijn, wordt er geïsoleerd naar een oppervlakte temperatuur van rond de 30°C. Bij de meeste bedrijven zijn echter de (economische) isolatiediktes berekend op een oppervlakte temperatuur van max. 60 °C. Dat gezegd hebbende: er is veel aandacht voor warmte-isolatie, die, heel kort door de bocht, tot nu toe een vrij rechttoe-rechtaan werkwijze kent: zolang we ons niet branden en de persoonlijke bescherming niet in gevaar komt is het goed. Koude isolatie is echter veel kritischer: wordt daar niet tot in detail correct geïsoleerd, dan heb je direct condens- of ijsvorming. Het grote probleem hierbij is dat het herstellen van isolatie zeer moeilijk tot niet uitgevoerd kan worden zonder de installatie uit bedrijf te nemen. IJsvorming veroorzaakt een grotere (leiding)diameter waardoor isolatieschalen niet meer passen en het is bovendien kwalitatief zeer nadelig wanneer vocht (condens) ingesloten wordt achter de isolatie. Bij koude isolatie toepassingen hebben we bovendien nog te maken met (zeer moeilijk brandbare) dampdichte joint sealants (zoals Mastic 886.06), lijmen, VapourStops en dampschermen (Multiplex- of AluButyl folies) die elke vorm van het binnendringen van vocht in het isolatiesysteem moeten uitsluiten. Vanaf de eerste keer goed, is dan ook zeer belangrijk!”
Persoonlijke certificering
“Ik pleit voor een persoonlijke certificering van de monteur, zoals dat in de steigerbouw gemeengoed is. Met een persoonlijke certificering weet je zeker dat je daadwerkelijk te maken hebt met personen die de basis van isolatie kennen en zich daarna hopelijk verder kunnen ontwikkelen of uitgroeien tot specialisten. Om een land als Noorwegen aan te halen: daar moet tenminste 50% van de monteurs persoonlijk gecertificeerd zijn. Eerlijkheidshalve moet ik er ook bij vertellen dat velen het vak bij Nederlandse – en Belgische isolatiebedrijven geleerd hebben en dan richting Scandinavië vertrekken. Géén goede tendens natuurlijk. De “minstens 50% certificering” zou ook eigenlijk de basis van de sector moeten zijn: we werken met een grote diversiteit aan nationaliteiten, feitelijk zou het zo moeten zijn dat of je nu Pool, Kroaat, Georgiër of Nederlander bent, ieder individu zijn papieren heeft om zeker te zijn dat aan bepaalde minimum vereisten voldaan wordt. Vandaag komen de meeste isoleerders uit het (verre) buitenland. Wie de verantwoordelijkheid draagt voor de expertise die zij meebrengen is lang niet altijd duidelijk. En natuurlijk wil een diploma niet per definitie zeggen dat je ook kundig bent, of, anders gezegd, dat je zonder diploma niet kundig bent, maar het spreekt voor je als je de certificaten wél hebt. Je zou het eigenlijk voor jezelf moeten doen. Om je te onderscheiden. Uiteindelijk zal dat altijd in je voordeel werken.
“Koude isolatie is een enorme groeimarkt. Daar moeten we iets mee.”
Echter, isolatie kan enkel de leiding of het apparaat volgen. De voorgaande jaren heb ik als CINI-lesgever meermaals gemerkt dat we niet alleen het isolatiebedrijf op het matje moeten roepen als de schoen begint te knellen. Ook bij adviesbureaus, opdrachtgevers en productleveranciers is extra isolatie kennis zeer zeker nodig. Zij komen slechts zeer sporadisch (of zelfs nooit) op werven waar de isoleerder met moeilijkheden geconfronteerd wordt die vermeden hadden kunnen worden. Het is makkelijk schieten op de (buitenlandse) isoleerder, maar regelmatig zijn er al moeilijkheden veroorzaakt nog vóórdat de isoleerder start met zijn/haar werk.”
Kwaliteitsborging
“Correcte documentatie, het opstellen van isolatie werkprocedures, ITP’s (Inspectie en testplannen) en het organiseren van pre-inspectie meetings… daar heb je vakmensen aan elke kant van de tafel voor nodig. Ik ben van mening dat vooraf goed besproken moet worden wat je exact gaat doen. Je kan beter vooraf discussiëren, want als er aan de leiding gediscussieerd moet worden, is dit meestal omdat er problemen zijn, of omdat de verwachtingen tussen opdrachtgever en uitvoerende partij niet overeenkomen. Misschien omdat het een kleine discipline is, die slechts 6% van het budget omvat. Maar vergeet niet dat die isolatie daar wel 30 jaar moet hangen en zijn isolatiewaarde en beschermende functie al die jaren zou moeten behouden. Oog voor duurzame kwaliteit begint vóór de start van elk project. Simpelweg door kritisch te kijken en, als we het hebben over CUI preventie, te beseffen wat vocht doet. Je ziet nog te veel dat materiaal onbeschermd buiten in weer & wind staat. Afdekmateriaal om leidingen droog te houden is vaak een te zware belasting op het beschikbare budget en wordt daardoor niet gebruikt. Regent het? Dan wordt er toch doorgewerkt. Je moet wel, want niet werken is niet verdienen. Er is voor de isoleerder geen vangnet, zoals dat bij de schilder wel is. Ook dit zijn zaken waar naar gekeken moet worden om de kwaliteit van isolatie zo hoog mogelijk te laten zijn.”
Een wakend oog op de desastreuze gevolgen dat vocht heeft, zeker in de koude isolatie, kent vele aspecten en variabelen die een rol spelen: opleiding, materiaalkeuze, gedegen voorbereiding, nauwkeurig werken, en er tegelijkertijd voor zorgen dat er gezond gewerkt kan worden terwijl ook de prijs moet blijven kloppen… alles speelt een rol in het bereiken van de hoogst mogelijke kwaliteit in isoleren. Met name koude / cryogene isolatie vraagt daarbij om meer vakmanschap: we isoleren al meerdere jaren temperaturen tot -196o, nu begint daar stilletjes aan ook vloeibare waterstof bij te komen op -253°C … een nieuwe mooie uitdaging.
Tekst: Chantal Fransen Fotografie: Eco Services